Marokkaanse cultuur en opvoeding: uitdagingen en kansen in de Nederlandse samenleving
juli 8, 2025
De liberale opvoeding is een concept dat zich ontwikkelde in de 19e eeuw en zich vooral richtte op de individuele vrijheid van het kind en de rol van de overheid in het onderwijs. In de context van de geschiedenis van het onderwijs in Nederland, met name in de periode van de 19e tot de 20e eeuw, speelde het liberalisme een cruciale rol in de opbouw van het moderne onderwijs. De kern van de liberale opvoeding ligt in de nadruk op het individuele potentieel van het kind, het bevorderen van autonomie en het respect voor de persoonlijke keuze van ouders en leerkrachten. In dit artikel wordt de liberale opvoeding nader bekeken vanuit historisch, pedagogisch en maatschappelijk perspectief, met aandacht voor de rol van het liberalisme in de opvoeding en het onderwijs.
De liberale opvoeding ontstond in de 19e eeuw, toen het liberalisme zich afsneed van conservatieve denkbeelden en zich richtte op individuele vrijheid, persoonlijke autonomie en de rol van de overheid in de maatschappij. In Nederland was het liberalisme een van de belangrijkste politieke stromingen, met als kernideeën het individu in het centrum stellen, de vrije markt bevorderen en de invloed van de staat beperken. Deze visie had ook gevolgen voor het onderwijs en de opvoeding.
In de periode rond 1850 vond het liberale standpunt over leerplicht verandering. Oorspronkelijk vonden de liberalen het voordeel van leerplicht – minder schoolverzuim – niet opwegen tegen de nadelen, zoals het feit dat veel gezinnen de inkomsten van hun kinderen niet konden missen. De economische situatie, waarin de arbeidersklasse niet kon meevallen in de moderne maatschappij, leidde er later toe dat de progressieve liberalen het idee van leerplicht steeds belangrijker vonden. In de 1880’s vonden de meeste liberalen dat het argument van de vrijheid van opvoeding niet langer opwou tegen de noodzaak van lager onderwijs voor iedereen.
De schoolstrijd, een belangrijke onderdeel van de liberale opvoeding, was een strijd tussen de liberale en conservatieve standpunten over het openbare en bijzondere onderwijs. De liberale opvattingen stelden dat iedereen, ongeacht religie of sociale klasse, toegang moest krijgen tot een gelijkwaardig onderwijs. De schoolwet van 1857 stond de oprichting van bijzondere scholen toe, maar deze hadden geen recht op bekostiging door de overheid. De schoolwet van 1878 bracht veranderingen met zich mee, waaronder verhoogde eisen aan onderwijzers en schoolgebouwen. De schoolwet van 1889 leidde tot een lichte vermindering van de schoolstrijd, aangezien bijzondere scholen een deel van hun kosten kregen vergoed.
De liberale opvoeding is gebaseerd op filosofische denkbeelden, waaronder het klassieke liberalisme en het sociaal liberalisme. Volgens de klassieke vorm van liberalisme staat de vrijheid van het individu centraal. Dit betekent dat de overheid zich niet in de persoonlijke keuzes van ouders en kinderen moet mengen, maar moet optreden als scheidsrechter wanneer iemand de vrijheid van een ander schendt. Dit idee wordt ook wel libertarisme genoemd, en werd onder meer uitgebreid door filosofen zoals Robert Nozick.
Het sociaal liberalisme, een bredere vorm van liberalisme, stelt dat de overheid wel een positieve rol moet spelen in het bevorderen van de ontplooiingsmogelijkheden van burgers. Dit omvat onder meer investeringen in sociale zekerheid, infrastructuur en cultuurfaciliteiten. In de context van de opvoeding betekent dit dat de overheid moet zorgen voor een gelijkwaardig onderwijs voor iedereen, ongeacht sociale achtergrond.
De liberale opvoeding benadrukt ook de autonomie van het kind. Volgens de reformpedagogiek, een internationale beweging die zich richtte op de aangeboren leergierigheid van het kind, moest het onderwijs gericht zijn op de behoeften en talenten van het individuele kind. De leerkracht speelde hierbij een begeleidende rol, in plaats van dat hij of zij het kind opdracht gaf. Dit idee werd onder meer beïnvloed door denkers als Jan Ligthart, die stelde dat de beste school die is waar de bovenmeester niets doet, de meester weinig en het kind bijna alles.
De liberale opvoeding benadrukt de vrijheid van onderwijs, wat inhoudt dat ouders het recht hebben om te kiezen voor een school die past bij hun geloof of opvattingen. In de geschiedenis van het Nederlandse onderwijs was dit een belangrijk punt van discussie, vooral tussen de liberale en de conservatieve standpunten. De antirevolutionairen en de katholieken vonden dat het openbare onderwijs niet christelijk genoeg was, en dat het daarom niet eerlijk was dat christenen daar belasting voor moesten betalen. Daarom kozen veel katholieke en gereformeerde ouders voor particuliere scholen.
De liberale visie stond ook open voor een diversiteit aan levensbeschouwingen en pedagogische opvattingen. Dit betekent dat de overheid zich niet moest mengen met het onderwijs, maar het moest faciliteren. Dit idee werd onder meer uitgevoerd door Thorbecke, die in 1829 stelde dat een regering die zich slechts staande kan houden dan door dwangonderwijs, al half verloren is. De liberale opvoeding benadrukt dus de autonomie van ouders en leerkrachten, maar ook de rol van de overheid bij het bevorderen van een gelijkwaardig onderwijs.
De liberale opvoeding heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de moderne pedagogie. In de jaren zestig van de 20e eeuw ontstond het idee van de Middenschool, een vorm van onderwijs voor leerlingen van 12 tot 15 of 16 jaar. Het doel van de Middenschool was om alle kinderen, ongeacht hun sociale milieu, een gelijke kans te geven in het onderwijs. In de Middenschool zaten de leerlingen in heterogene groepen bij elkaar, en was het inhoudelijke vormings- en onderwijsaanbod verruimd. In de onderwijsleersituaties was er meer aandacht voor individuele ontplooiing en sociale bewustwording.
De Middenschool was een reactie op de sociale ongelijkheid en de noodzaak om de toegang tot onderwijs te verbeteren. De opkomst van de vakbonden en het socialisme na 1870 had ook invloed op de liberale opvoeding, aangezien de economische groei en de veranderingen op de arbeidsmarkt leidden tot een grotere behoefte aan een beter onderwijs en een betere opvoeding van de arbeidersklasse.
De liberale opvoeding is een belangrijk onderdeel van de geschiedenis van het onderwijs in Nederland. Het benadrukt de individuele vrijheid van het kind, de autonomie van ouders en leerkrachten, en de rol van de overheid in het bevorderen van een gelijkwaardig onderwijs. De liberale visie op opvoeding en onderwijs heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van het moderne onderwijs, met name in de jaren zestig en zeventig van de 20e eeuw. De liberale opvoeding stond open voor een diversiteit aan levensbeschouwingen en pedagogische opvattingen, en benadrukte het belang van de individuele ontplooiing van het kind. In de hedendaagse maatschappij blijft de liberale visie op opvoeding en onderwijs van belang, vooral in de strijd tegen sociale ongelijkheid en de zoektocht naar gelijke kansen voor iedereen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet