Marokkaanse opvoeding: Veranderingen, uitdagingen en de rol van ouders
juli 8, 2025
Lichamelijke opvoeding is een essentieel onderdeel van het onderwijs in Nederland, met name in het lager onderwijs. De lessen lichamelijke opvoeding (LO) vormen een belangrijk onderdeel van de ontwikkeling van kinderen, zowel fysiek als sociaal. In dit artikel worden de lessen lichamelijke opvoeding in het lager onderwijs besproken, met aandacht voor de didactische benaderingen, kerndoelen, en de rol van leerkrachten in het geven van LO.
In het lager onderwijs is de les lichamelijke opvoeding gericht op het versterken van de motorische ontwikkeling van kinderen. Er wordt gewerkt met een brede lijn voor de motorische ontwikkeling van kleuters tot groep 8. De lessen lichamelijke opvoeding moeten niet alleen de fysieke ontwikkeling versterken, maar ook plezier en ontwikkeling hand in hand laten gaan. Dit wordt bereikt door het toevoegen van variatie en creativiteit in de lessen.
De lessen lichamelijke opvoeding worden vaak gegeven in de vorm van spellen, bewegingsactiviteiten, en sportieve activiteiten. Er wordt gewerkt met een op maat afgestemde lesmethode, zodat leerlingen op hun eigen niveau kunnen werken. De methode bevat meer dan 1200 unieke spellen, meer dan 750 ondersteunende video’s, en een handige app. Daarnaast zijn er ook leerlingvolgsystemen om het beweegniveau van de groep in kaart te brengen.
In de lesmethode wordt ook aandacht besteed aan het opbouwen van een sterke motorische basis voor de jongste leerlingen. Dit gebeurt via de kleutergym, waarin leerlingen op een gestructureerde manier leren bewegen. Daarnaast worden er ook lessen gegeven die gericht zijn op het ontdekken van bewegingen, wat bijdraagt aan de ontwikkeling van de motoriek en de coördinatie.
In het lager onderwijs zijn er kerndoelen vastgesteld voor het vak lichamelijke opvoeding. De kerndoelen zijn geglobaliseerd en zijn opgesteld in het kader van de Wet op het primair onderwijs (WPO) van 2005. Voor bewegingsonderwijs zijn er de kerndoelen 57 en 58. Deze kerndoelen zijn gericht op het leren bewegen, het samen reguleren van bewegingsactiviteiten, en het waarderen van beweging als onderdeel van een actieve leefstijl.
In het speciaal onderwijs zijn er ook kerndoelen vastgesteld voor leerlingen met een enkelvoudige beperking en/of stoornis. Voor deze leerlingen zijn er kerndoelen 83-87, terwijl voor zeer moeilijk lerende leerlingen of meervoudig gehandicapte leerlingen kerndoelen 59-63 zijn vastgesteld. Deze kerndoelen zijn gericht op het realiseren van de motorische en sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen.
Om lichamelijke opvoeding te mogen geven in het lager onderwijs, is een bepaalde bevoegdheid vereist. Een leerkracht is bevoegd om les te geven in het vak lichamelijke opvoeding (LO) na het verkrijgen van een getuigschrift LO (hbo). Dit getuigschrift moet zijn behaald op een van de zes Academies voor Lichamelijke Opvoeding (ALO). Daarnaast is ook een verklaring omtrent gedrag vereist.
In het lager onderwijs is het mogelijk om lichamelijke opvoeding te geven met een pabo-diploma, mits bepaalde voorwaarden zijn voldaan. Voor leerkrachten die een diploma kleuterleidsteropleiding (KLOS) of een diploma pedagogische academie hebben, is er ook een bevoegdheid voor het geven van LO in het basisonderwijs. Daarnaast is er ook een bevoegdheid voor het geven van LO in het voortgezet onderwijs.
De geschiedenis van de lichamelijke opvoeding in het lager onderwijs ligt terug in de jaren 1857, 1890, en 1920. Deze jaren zijn vanwege de verankering in onderwijswetten van belang. In 1857 werd de Wet op het Lager onderwijs herzien, en werd gymnastiek niet opgenomen in de wetsherziening. Toch werd gymnastiek in de wet genoemd onder de niet-verplichte vakken. In 1863 werd het vak lichamelijke opvoeding in het middelbaar onderwijs verplicht gesteld.
In 1920 werd de naam ‘vrije en ordeoefeningen’ vervangen door ‘lichamelijke oefening’ als verplicht leervak voor alle lagere scholen. Ook voor de gymnasia werd het vak lichamelijke oefening in 1920 verplicht. In 1941 werd het vak lichamelijke oefening daadwerkelijk ingevoerd op alle lagere scholen.
In het lager onderwijs is er ook samenwerking tussen de leerkrachten, de scholen, en de overheid. De lesmethode voor het bewegingsonderwijs wordt regelmatig aangepast en ontwikkeld, op basis van feedback van scholen, vakgroepen, en opleiders. De resultaten hiervan leiden tot nieuwe functies of extra inhoud. Daarnaast zijn er ook initiatieven rondom sport en bewegen in het mbo, zoals het platform Sport en Gezonde leefstijl, dat mbo’s inspireert om sport en een gezonde leefstijl structureel aandacht te geven.
In het lager onderwijs is er ook sprake van een brede context, waarin beweegactiviteiten worden aangeboden, zoals spelen op het schoolplein, bewegend leren, en sportdagen. Deze activiteiten worden vaak georganiseerd door de leerkrachten en zijn gericht op het stimuleren van de bewegingsdrift van de leerlingen.
Lichamelijke opvoeding is een belangrijk onderdeel van het onderwijs in Nederland, met name in het lager onderwijs. De lessen lichamelijke opvoeding zijn gericht op het versterken van de motorische ontwikkeling van kinderen, het stimuleren van bewegingsdrift, en het leren bewegen. De kerndoelen en eindtermen zijn hierbij van groot belang, en de bevoegdheid en opleiding van de leerkrachten spelen een cruciale rol. De geschiedenis en wetgeving van lichamelijke opvoeding in het lager onderwijs tonen aan dat dit vak een belangrijk onderdeel is van het onderwijs, met een sterke basis in de wetgeving en een brede samenwerking tussen leerkrachten, scholen, en overheid.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet