Lichamelijke opvoeding: een opleiding voor toekomstige docenten
juli 7, 2025
Het onderwijs heeft zich in de loop der eeuwen ontwikkeld vanuit eenvoudige vormen tot het complexe systeem dat we tegenwoordig kennen. In dit artikel bespreiden we de betekenis van Latijnse namen in het onderwijs, en de geschiedenis van het onderwijs in de middeleeuwen. We richten ons op de praktijk van het onderwijs, de rol van Latijn in de lesgeving en de bijdrragen van figuren als Jan Amos Comenius.
In de bronnen is duidelijk te zien dat Latijnse namen in het onderwijs een belangrijke rol hebben gespeeld. Zo is te vinden dat de term "onderwijs" in het Latijn kan worden vertaald als catechesis, cultus, of disciplina. Deze termen worden vaak gebruikt in het kader van het leren en onderwijzen van kinderen. Bovendien is de term educatio ook een veelgebruikte vertaling van "onderwijs" in het Latijn, wat wijst op de diepe wortels van het onderwijs in de klassieke traditie.
Deze Latijnse namen zijn niet alleen van historisch belang, maar ook van praktisch nut. Zo is in de bronnen te vinden dat de latere wetenschappelijke namen van planten en dieren vaak op Latijn zijn gebaseerd. Dit komt doordat de wetenschappelijke namen van planten en dieren uniek zijn en daardoor verwarring voorkomen. Zo is de naam Hydrangea macrophylla ‘Endless Summer’ een voorbeeld van een gekweekte variëteit, waarbij de Latijnse naam een duidelijke identificatie biedt.
Deze praktijk van het gebruik van Latijnse namen is ook van toepassing in het onderwijs. Zo is in de bronnen te vinden dat de term "onderwijs" in het Latijn vaak wordt gebruikt in pedagogische contexten, wat wijst op de diepe verbintenis tussen het Latijn en het onderwijs.
In de middeleeuwen was het onderwijs nog niet zo georganiseerd als tegenwoordig. In de bronnen wordt duidelijk dat kinderen meestal tussen de vijf en zeven jaar begonnen met het leren lezen en schrijven in zogenaamde "kleine scholen". Hierin werd het Latijn gebruikt als basis voor het leren van lees- en schrijfvaardigheden. Een voorbeeld van zulke lespraktijk is te vinden in het leerdicht Der leken spiegel van Jan van Boendale, waarin wordt uitgelegd hoe kinderen moeten worden opgevoed.
Deze kleine scholen werden gevolgd door de "Latijnse school", waarin leerlingen de klassieke teksten en grammatica’s bestudeerden. In de bronnen is te zien dat de lessen in de trivium-vakken, zoals grammatica, retorica en logica, centraal stonden in het onderwijs. Deze vormen van onderwijs werden vaak gegeven in de grote steden, waar de scholen zich bevonden. Zo is in de bronnen te vinden dat de stadsscholen in Vlaanderen al in de twaalfde eeuw bestonden en dat deze scholen zich richtten op de praktische vaardigheden die nodig waren voor stedelingen, zoals rekenen, boekhouden en spreekvaardigheid in het Frans.
Een van de belangrijkste figuren in de geschiedenis van het onderwijs is Jan Amos Comenius. In de bronnen wordt duidelijk gemaakt dat hij een belangrijke bijdrage leverde aan het moderne onderwijs. Hij stelde voor dat iedereen, ongeacht sociale status of geslacht, toegang moest krijgen tot een hoogwaardig onderwijs. Deze visie, genoteerd in zijn werken, is later een centraal onderdeel geworden van het moderne Westerse onderwijs.
Comenius was ook een voorstander van het meertalig onderwijs. Hij geloofde dat meertaligheid leidde tot betere cognitieve vaardigheden en een groter cultureel bewustzijn. Bovendien stelde hij voor dat leerlingen niet alleen de taal moesten leren, maar ook de betekenis van woorden moesten begrijpen. Dit leidde tot het idee dat beelden in het onderwijs nuttig konden zijn, zodat leerlingen de woorden koppelden aan dingen uit de werkelijkheid.
In de middeleeuwen was het onderwijs niet voor iedereen toegankelijk. In de bronnen is duidelijk te zien dat kinderen uit de adel vaak een andere vorm van onderwijs kregen dan arme kinderen. Zo was de Latijnse school vooral bedoeld voor jongens, terwijl meisjes vaak beperkt toegang hadden tot het onderwijs. Echter, in de veertiende eeuw begonnen er stemmen op te komen die kritiek uitoefenden op deze sociale beperking.
Een voorbeeld hiervan is het werk van Christine de Pizan, die in haar Livre de la cité des dames haar onvrede uitsprak over de beperking van het onderwijs voor meisjes. Ze pleitte er voor dat meisjes net als jongens op school moesten worden toegelaten, zodat hun excellentie kon blijken. Dit werk werd in 1475 vertaald naar het Nederlands en werd de Stede der vrauwen genoemd.
In de bronnen is ook te vinden hoe het onderwijs in de praktijk verliep. Zo was het gebruik van boeken en leerboeken een belangrijk onderdeel van het onderwijs. De leerlingen moesten de teksten leren onthouden en konden hierdoor later beter toepassen. Een voorbeeld hiervan is het werk De bouc vanden ambachten, dat werd gebruikt om kinderen te leren lezen en schrijven.
De lesmethodes van de middeleeuwen waren ook gericht op het leren door ervaring. Zo stond het "belichamen van kennis" centraal in het onderwijs van Comenius, die dacht dat leerlingen niet alleen het verstand moesten gebruiken, maar ook het gehele wezen van de student moesten betrekken. Dit leidde tot het idee van ervaringsleren, waarbij leerlingen actief werden betrokken bij het leren.
Het onderwijs in de middeleeuwen was een complex proces dat zich ontwikkelde vanuit eenvoudige vormen tot een meer georganiseerd systeem. Latijn speelde een centrale rol in het onderwijs, niet alleen als taal van de kerk, maar ook als basis voor het leren van lees- en schrijfvaardigheden. De bijdragen van figuren als Comenius en Christine de Pizan hebben het moderne onderwijs beïnvloed, met name wat betreft de toegankelijkheid en de visie op meertaligheid.
Deze geschiedenis van het onderwijs toont aan dat het leren en onderwijzen van kinderen al eeuwen geleden een belangrijke rol speelde in de samenleving. De praktijk van het onderwijs, de rol van Latijn, en de visie op onderwijs zijn nog steeds van toepassing in het moderne onderwijs.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet