Lichamelijke opvoeding en bewegingswetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel
juli 7, 2025
De omgang met woede is een belangrijk onderdeel van de opvoeding van kinderen. In de praktijk van opvoeding en onderwijs komen veel situaties voor waarin kinderen en volwassenen met boosheid omgaan. Deze boosheid kan variëren van incidentele uitbarstingen tot structurele vormen van agressie. De kern van het pedagogisch omgaan met woede ligt in het oefenen van geduld en het vertrouwen in het kind. Dit artikel bevat informatie over de opvattingen van verschillende pedagogen, waaronder Martinus J. Langeveld, en hoe deze kunnen worden toegepast in de praktijk van opvoeding.
Woede is een menselijke emotie die voorkomt bij kinderen en volwassenen. In de opvoeding wordt vaak gekeken naar hoe deze emotie wordt beheerst en omgegaan met. De opvoeder staat vaak voor het dilemma of hij of zij de woede moet onderdrukken of ermee om moet gaan. In veel gevallen wordt gekeken naar het vertrouwen in het kind en het oefenen van geduld als essentieel onderdeel van de opvoeding.
Martinus J. Langeveld benadrukt dat het geduld van de opvoeder cruciaal is bij het omgaan met kinderen. Hij zegt dat het geduld van de opvoeder een fundamentele bijdrage levert aan de vorming van de “levensruimte” van het kind. Dit geduld vraagt om de aanvaarding van de ander in zijn wezen. Langeveld benadrukt dat het belangrijk is om de tijd te nemen om de situatie te aanschouwen en te doordenken, zodat de opvoeder niet in de haast raakt en de woede niet onbeheersbaar wordt.
Hannah Arendt benadrukt dat vergeving een belangrijk onderdeel is bij het omgaan met woede en agressie. Voor Arendt is vergeving de voorwaarde om een nieuw begin te kunnen maken. Ze benadrukt dat het belangrijk is om de ander te vergeven en op die manier een nieuw begin te maken, met de ander, maar ook met jezelf. Dit is een belangrijk moment in de pedagogische omgang met woede.
De kern van het pedagogisch geduld vindt Otto Bollnow in het vertrouwen in het kind. Dit vertrouwen is belangrijk, want het betekent dat de opvoeder niet steeds direct moet ingrijpen, laat staan in de woedemodus te schieten. Bollnow benadrukt dat het belangrijk is om de tijd te nemen om de situatie te aanschouwen en te doordenken, zodat de opvoeder niet in de haast raakt en de woede niet onbeheersbaar wordt. Het geduld heeft als kenmerken inschikkelijkheid, zachtmoedigheid, behoedzaamheid en toegevendheid en daarmee kan een dam worden opgeworpen tegen gewelddadigheid.
Woede bij kinderen is een veelvoorkomend verschijnsel. In de opvoeding en het onderwijs komen veel situaties voor waarin kinderen met woede omgaan. Deze woede kan variëren van incidentele uitbarstingen tot structurele vormen van agressie. De opvoeder staat vaak voor het dilemma of hij of zij de woede moet onderdrukken of ermee om moet gaan.
Janusz Korczak benadrukt dat kinderen evenveel slechte mensen zijn als volwassenen. Hij benadrukt dat het belangrijk is om de kinderen te leren om te gaan met hun emoties en dat het belangrijk is om hen te leren hoe ze met woede om moeten gaan. Korczak werkte met kinderen aan een zo rechtvaardig mogelijke opvoedingspraktijk. Hij benadrukt dat het belangrijk is om de kinderen te leren hoe ze met woede om moeten gaan en dat het belangrijk is om hen te leren hoe ze hun emoties kunnen beheersen.
Korczak had een uniek experiment met de kinderrechtbank. Het hele idee achter de kinderrechtbank was, zoals Korczak schrijft, “ruzies te vervangen door denkarbeid en woede-uitbarstingen in pedagogische beïnvloeding om te zetten”. Een wisselende groep pupillen van het weeshuis sprak recht over ruzies, conflicten en vernielingen. Kinderen die iets naars was aangedaan kregen de mogelijkheid daarover een klacht in te dienen. De rechtbank hoorde aanklager en aangeklaagde (ook de medewerkers van het weeshuis konden worden aangeklaagd) en kwam na overleg tot een uitspraak. Het overgrote deel van deze “veroordelingen” bestond niet uit straf – en al helemaal niet een lijfstraf, tamelijk uniek voor die tijd – maar uit vergeving en de uitgesproken wensen dat de overtreder zijn leven zou beteren en als het ware een nieuw begin zou maken.
Het kindbeeld dat veel opvoeders hebben, is vaak bepalend voor de manier waarop ze met woede omgaan. In veel gevallen is het kindbeeld bepaald door romantische ideeën over “tere kinderzieltjes”, over kinderlijke “onschuld” en over de kindergroep die als “was” is in de handen van de zogenaamd “strenge doch rechtvaardige” opvoeder. Korczak benadrukt dat dit een onjuist kindbeeld is. Hij zegt dat onder kinderen evenveel slechte mensen zijn als onder volwassenen. Hij benadrukt dat het belangrijk is om de kinderen te leren hoe ze met hun emoties om moeten gaan en dat het belangrijk is om hen te leren hoe ze hun emoties kunnen beheersen.
De invloed van de economie op het opvoedingsproject is groot. De maatstaven die in toenemende mate worden gedicteerd door de economie, met name de economie van het onvervulbare – en bewust steeds opnieuw door verleiders gecreëerde – verlangen. Zoals Hartmut Rosa stelt, heeft de angst dat er een tijd zal komen dat er “minder” is, gecombineerd met de nog steeds exponentieel toenemende snelheid van zo ongeveer alles om ons heen, een negatieve impact op het intergenerationele opvoedingsproject. Steeds maar “meer” en steeds “sneller” zijn tot in de haarvaten van het onderwijs doorgedrongen.
De omgang met woede is een belangrijk onderdeel van de opvoeding van kinderen. In de praktijk van opvoeding en onderwijs komen veel situaties voor waarin kinderen en volwassenen met boosheid omgaan. Deze boosheid kan variëren van incidentele uitbarstingen tot structurele vormen van agressie. De kern van het pedagogisch omgaan met woede ligt in het oefenen van geduld en het vertrouwen in het kind. Dit artikel bevat informatie over de opvattingen van verschillende pedagogen, waaronder Martinus J. Langeveld, en hoe deze kunnen worden toegepast in de praktijk van opvoeding.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet