Onderwijs en verbondenheid met Israël in de jeugd
juli 7, 2025
De opvoeding van kinderen is een complex proces dat zowel cultureel als pedagogisch beïnvloed wordt. Er zijn verschillende manieren waarop ouders en opvoeders hun kinderen kunnen begeleiden, waarvan de intentionele opvoeding en de functionele opvoeding twee van de belangrijkste vormen zijn. Deze twee benaderingen verschillen in hun aanpak, doelen en impact op de ontwikkeling van kinderen. In dit artikel wordt uitgelegd wat de kern van deze twee vormen van opvoeding is, hoe ze van elkaar verschillen, en welke rol ze spelen in de opvoeding van kinderen.
De intentionele opvoeding is een vorm van opvoeding waarbij ouders of opvoeders bewust en doelgericht handelen om de ontwikkeling van het kind te beïnvloeden. Dit gebeurt vaak via specifieke handelingen of situaties die gericht zijn op het bereiken van bepaalde opvoedingsdoelen. Volgens de bronnen is de intentionele opvoeding gedefinieerd als „het deel van de opvoeding dat bestaat uit handelingen of situaties die door de opvoeder ter beïnvloeding van de opvoedeling uitdrukkelijk zijn gesteld.” Hierbij gaat het om het bewust opzetten van bepaalde gedragsrichtingen of het stimuleren van bepaalde vaardigheden, zoals zelfstandigheid, mededogen, of het leren omgaan met conflicten.
In de context van de opvoeding is het belangrijk om te begrijpen dat de intentionele opvoeding vaak wordt geassocieerd met een meer gerichte en bewuste aanpak. Hierbij wordt bijvoorbeeld gekeken naar de psychische disposities die het kind moet ontwikkelen, zoals morele deugden of wilskracht. De opvoeder stelt zich hierbij bewust inzet om de kinderen te beïnvloeden, zowel op het vlak van kennis, vermogens als gezindheid.
De functionele opvoeding is de tegenpool van de intentionele opvoeding. Het gaat hierbij om de dagelijkse, vanzelfsprekende omgang tussen ouders en kinderen, waarin ouders vaak onbewust als rolmodel optreden. In deze vorm van opvoeding wordt niet expliciet op het gedrag van het kind gelet, maar wel wordt er gekeken naar hoe ouders spontaan met hun kind omgaan. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door simpelweg met het kind te spelen, te lachen, of te praten.
De functionele opvoeding is dus meer onbewust en spontaan. De opvoeder doet hierbij geen bewuste keuzes om het gedrag van het kind te beïnvloeden, maar leert het kind door de dagelijkse interacties. Dit proces is belangrijk voor de ontwikkeling van de kinderlijke cognitie, emoties en sociale vaardigheden.
Hoewel beide vormen van opvoeding gericht zijn op de ontwikkeling van het kind, zijn er wel degelijk verschillen in aanpak en doelstelling. Hieronder staan de belangrijkste verschillen in overzicht.
De intentionele opvoeding is bewust en doelgericht. Ouders en opvoeders hebben hierbij een duidelijk doel voor ogen, zoals het stimuleren van zelfstandigheid of het leren omgaan met conflicten. De acties die worden ondernomen, zijn dus gedaan met een specifiek doel in het oog.
De functionele opvoeding is onbewust en spontaan. De opvoeder heeft hierbij geen expliciet doel, maar leert het kind door de dagelijkse interactie. De opvoeding gebeurt hierbij via de gewoonte en het gedrag van de ouder.
De intentionele opvoeding is gericht op het beïnvloeden van de ontwikkeling van het kind. Hierbij wordt bijvoorbeeld gekeken naar de psychische disposities en de opvoedingsdoelen. De opvoeder stelt hierbij bewust actie om de kinderlijke ontwikkeling in een bepaalde richting te sturen.
De functionele opvoeding is gericht op het leerproces via de dagelijkse interactie. De opvoeding gebeurt hierbij door de natuurlijke omgeving en de relaties die ontstaan in de dagelijkse omgang. De invloed is hierdoor minder direct, maar wel blijvend.
De intentionele opvoeding wordt in veel westerse culturen steeds meer geaccepteerd als een belangrijk onderdeel van de opvoeding. Ouders worden hierin bewuster van hun rol en proberen hun kinderen bewust te beïnvloeden. Dit is vooral zichtbaar in de opvoedingsstijlen die steeds vaker een kindgerichte aanpak volgen.
De functionele opvoeding is in veel niet-westerse culturen nog steeds van groot belang. Hier wordt vaak meer op de traditionele manier geopereerd, waarbij de opvoeding meer spontaan en onbewust plaatsvindt. In deze culturen is de rol van de ouder vaak duidelijker gedefinieerd, en wordt het opvoedingsproces vaak bepaald door de sociale normen en waarden.
De intentionele opvoeding heeft als doel het stimuleren van de ontwikkeling van het kind in een bepaalde richting. De opvoeder wil hiermee bepaalde psychische disposities en waarden ontwikkelen, zoals morele deugden, zelfcontrole en mededogen. Hierbij wordt ook gekeken naar de kwaliteit van de relatie tussen ouder en kind, en de manier waarop de ouder het gedrag van het kind beïnvloedt.
De opvoedingsdoelen kunnen variëren, afhankelijk van de cultuur en de wensen van de ouder. In veel gevallen is het doel om het kind te laten opgroeien tot een competent lid van de samenleving, dat in staat is om zichzelf te managen en zich aan te passen aan de normen en waarden van de omgeving.
De opvoeding is een proces dat zich ontwikkelt over de jaren heen. In elke levensfase zijn er specifieke opvoedingsopgaven die de ouder moet aanpakken. In de bronnen wordt dit duidelijk gemaakt in een tabel die de ontwikkelingsopgaven en opvoedingsopgaven per levensfase toont.
In de babyfase gaat het vooral om het opbouwen van een veilige hechting en het ontwikkelen van een dag-nachtritme. De opvoedingsopgaven omvatten een soepele verzorging, responsiviteit en een voorspelbare omgeving. De opvoeder moet hierbij vooral aandacht besteden aan het lichaamsbeheersing en de emotionele stabiliteit van het kind.
In de dreumesfase gaat het om het ontwikkelen van autonomie, het leren spelen en het leren omgaan met grenzen. De opvoedingsopgaven omvatten het bieden van veiligheid, emotionele ondersteuning, het introduceren van regels en het stimuleren van taal- en spelvaardigheden.
In de schoolkindfase is het belangrijk om sociaal gedrag, positief zelfbeeld en leerhouding te stimuleren. De opvoedingsopgaven omvatten het bieden van positieve stimulansen, het bevorderen van sociale vaardigheden, het stimuleren van probleemoplossend denken en het geven van taken.
In de pubersfase gaat het om het ontwikkelen van emotionele zelfstandigheid, seksuele identiteit en het opstellen van een eigen waardensysteem. De opvoedingsopgaven omvatten het tonen van tolerantie, het houden van toezicht, het bieden van emotionele steun en het stellen van leeftijdsadequate grenzen.
De opvoedingsfactoren spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van het kind. Deze factoren omvatten zowel de omgeving als de interacties tussen ouder en kind. In de bronnen wordt duidelijk gemaakt dat de opvoedingsfactoren niet bewust zijn gekozen, maar wel een opvoedende rol spelen in de omgang. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door de pedagogische atmosfeer, het pedagogische klimaat en de betrokkenheid van de ouder.
De pedagogische atmosfeer is van groot belang voor de opvoeding. Hierbij gaat het om de gevoelsmatige voorwaarden van de opvoeding. De opvoeder moet hierbij vertrouwen in het kind hebben, geduld, goedheid en beschikbaarheid tonen. Vanuit het kind gezien gaat het om vertrouwen in de opvoeder.
De pedagogische kwaliteit is ook belangrijk. Hierbij wordt gekeken naar de manier waarop ouders met hun kind omgaan en de kwaliteit van de relatie. Een goede pedagogische kwaliteit is van invloed op de ontwikkeling van het kind, zowel op het gebied van cognitie, emotie als sociale vaardigheden.
In de opvoeding ontwikkelen ouders na verloop van tijd een vast patroon, een kenmerkende manier van reageren op het gedrag van hun kind in uiteenlopende situaties. Vanuit de theorie kunnen we verschillende opvoedingsstijlen onderscheiden die als meer of minder gunstig worden beschouwd voor de kinderlijke ontwikkeling. De meest voorkomende opvoedingsstijlen zijn:
Deze stijl is gekenmerkt door veel controle en weinig betrokkenheid. De ouder stelt duidelijke regels en verwacht dat het kind hieraan voldoet. Er is weinig ruimte voor eigen initiatieven.
Deze stijl is gekenmerkt door weinig controle en veel betrokkenheid. De ouder laat het kind veel ruimte, maar geeft hierbij weinig richting of grenzen.
Deze stijl combineert zowel controle als betrokkenheid. De ouder stelt grenzen, maar biedt ook veel ruimte voor eigen initiatieven.
Deze stijl is gekenmerkt door weinig controle en weinig betrokkenheid. De ouder laat het kind gewoon zijn gang gaan, zonder veel beïnvloeding.
De intentionele opvoeding en de functionele opvoeding zijn twee belangrijke vormen van opvoeding die verschillen in hun aanpak, doelen en impact op de ontwikkeling van het kind. De intentionele opvoeding is bewust en doelgericht, terwijl de functionele opvoeding spontaan en onbewust verloopt. Beide vormen spelen een rol in de opvoeding van kinderen, afhankelijk van de cultuur, de opvoedingsstijl en de omgeving. Het is belangrijk dat ouders en opvoeders deze vormen van opvoeding goed begrijpen, zodat ze de juiste aanpak kunnen kiezen voor hun kind.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet