Hulp bij opvoeden: Hulpmiddelen en ondersteuning via Gastenhof
juli 6, 2025
Hoofse opvoeding speelde in de middeleeuwen een belangrijke rol in de opvoeding van jonge adel en de elite. Deze vorm van opvoeding was gericht op het leren van omgangsvormen, morele leiding, en het aanleren van vaardigheden die nodig waren om in het hof van vorsten en adel te functioneren. De bronnen laten zien dat hoofse opvoeding zowel in het onderwijs als in het gedrag van kinderen van toepassing was. De opvoeding omvatte ook het leren van talen, het omgaan met wapens, en het leren om te gaan met sociale normen. In dit artikel wordt nader ingegaan op de kenmerken van hoofse opvoeding, de rol van het onderwijs, en de betekenis van omgangsvormen.
In de middeleeuwen was het onderwijs sterk bepalend door de sociale klasse van het kind. Voor kinderen uit de adel was het onderwijs vaak gericht op de opvoeding tot een ridder of een ambtenaar, terwijl kinderen uit het burgerlijk milieu zich meer richtten op het leren lezen, schrijven en rekenen. De bronnen laten zien dat het onderwijs in de middeleeuwen zowel in kleine scholen als in grote scholen, ook wel ‘Latijnse scholen’ genoemd, plaatsvond.
Deze scholen waren vaak verbonden aan kerken of kapittels. Het onderwijs omvatte de zogenaamde vrije kunsten, zoals grammatica, retorica, logica, geometrie, astronomie, aritmetica en muziek. Deze kunsten vormden de basis voor verdere studies zoals theologie, rechten en geneeskunde. Voor kinderen uit de adel was het leren van het Latijn van groot belang, aangezien het de taal was van het hof en de culturele elite.
De bronnen laten zien dat het leren van het Latijn een belangrijk onderdeel was van het onderwijs. Het Boec van Seden, een etiquetteboek uit ca. 1400, bevatte adviezen over hoofse omgangsvormen, goede manieren, gepast gedrag en beleefde omgangsvormen. Daarnaast werd er ook gewerkt met het Boek van de Ambachten, een tekst die gericht was op het leren van vakmanschappen en het leren van praktische vaardigheden. Dit boek werd beschouwd als zeer nuttig voor alle kinderen om uit te leren.
Hoofse omgangsvormen vormden een belangrijk onderdeel van de opvoeding van kinderen uit de adel. De bronnen tonen aan dat het leren van omgangsvormen, zoals het aanbieden van een zitplaats aan een oude heer of het leren van fatsoenlijk gedrag, belangrijk was voor de opvoeding. De literatuur speelde een rol bij het propageren van deze omgangsvormen. De oudste Nederlandse etiquetteboekjes werden rond 1200 geschreven en bevatten regels over hoe men zich moest gedragen. Deze regels lijken nog steeds van toepassing te zijn, hoewel ze zijn verouderd.
De bronnen laten zien dat het leren van omgangsvormen ook in de praktijk plaatsvond. Zo werd er in de middeleeuwen gewerkt met het leren van het aanbieden van een zitplaats aan een oude heer, het leren van fatsoenlijk gedrag, en het leren van het aanbieden van een glas water aan een bezoeker. Deze omgangsvormen werden gezien als een manier om respect te tonen en een goed gedrag te tonen.
Voor jonge adel was de opvoeding gericht op het leren van ridderlijke vaardigheden, zoals paardrijden, boogschieten, jagen, en het leren om te gaan met wapens. De bronnen laten zien dat het leren van deze vaardigheden belangrijk was om een ridder te worden. Zo werd in de Lantsloot van Haghedochte, een dertiende-eeuwse vertaling in verzen van de Oudfranse Lancelot en prose, beschreven hoe de opvoeding van de zesjarige Artur-ridder Lancelot plaatsvond. Hij kreeg een kundige oefenmeester, die hem leerde boogschieten en andere vaardigheden die hij zich goed eigen maakte.
Bij de opvoeding van jonge adel speelde ook het leren van talen een rol. Frans was de internationale taal van de handel en ook de taal voor de culturele elite aan Europese hoven. De bronnen laten zien dat kinderen zoals Tristan, Floris, Blanchefloer en Margriete niet enkel talen leerden door verblijf aan scholen of buitenland, maar ook privé-onderwijs kregen. Zo leerde Jacoba van Beieren, een dochter van de Nederlandse hertog, Frans van haar meester Albert Loison, een Franse geestelijke.
Hoewel zowel jongens als meisjes toegang hadden tot de kleine scholen, was de Latijnse school in de regel enkel bedoeld voor jongens. De bronnen laten zien dat er in de middeleeuwen ook stemmen waren die kritiek uitoefenden op deze sociale begrenzing van voortgezet onderwijs. Christine de Pizan, een van de eerste en meest beroemde vrouwelijke auteurs, pleitte voor het toegelaten worden van meisjes op scholen. Ze stichtte een vrouwenstad, waarvoor de verhalen van dappere en intelligente vrouwen uit de geschiedenis de bouwstenen vormen.
De bronnen laten zien dat het leren van meisjes in de middeleeuwen een onderwerp van discussie was. In 1475 werd in Brugge, op initiatief van de patriciër Jan de Baenst, een Nederlandse vertaling van het werk van Christine de Pizan gemaakt: de Stede der vrauwen. Hierin pleit Christine voor het toegelaten worden van meisjes op scholen, aangezien dan gauw hun excellentie blijkt.
Het onderwijs in de middeleeuwen verschilde per sociale laag van de samenleving. Dat beperkte zich niet enkel tot rijk versus arm of stads versus hoofs, maar ook tot man versus vrouw. De bronnen laten zien dat het onderwijs voor meisjes vaak beperkt was, terwijl jongens meer kansen kregen om een Latijns onderwijs te volgen. De opvoeding van meisjes was meestal gericht op het leren van omgangsvormen en het leren van het opvoeden van kinderen.
De bronnen laten ook zien dat het leren van het opvoeden van kinderen belangrijk was voor meisjes uit de adel. Zo werd in de tekst van de Lantsloot van Haghedochte beschreven hoe de opvoeding van de zesjarige Artur-ridder Lancelot plaatsvond. Hij kreeg een kundige oefenmeester, die hem leerde boogschieten en andere vaardigheden die hij zich goed eigen maakte. Daarnaast leerde hij zich goed te gedragen en op beschaafde wijze te spreken, evenals andere hoofse manieren en verschillende goede omgangsvormen.
De opvoeding tot ridder was in de middeleeuwen een belangrijk onderdeel van de opvoeding van jonge adel. De bronnen laten zien dat de opvoeding tot ridder gericht was op het leren van ridderlijke vaardigheden en ridderlijke ethiek. De opvoeding begon meestal met het leren van het omgaan met wapens, het leren van het paardrijden, en het leren van het jagen. Daarnaast werd ook gewerkt aan het leren van de ridderlijke morele waarden, zoals eerlijkheid, moed en trouw.
De bronnen laten zien dat de opvoeding tot ridder ook gericht was op het leren van omgangsvormen en het leren van het aanleren van deelname aan feesten. Zo werd er in de bronnen gesproken over het leren van het lopen, het leren van het jagen, en het leren van het leren van het omgaan met dieren. Deze vaardigheden werden gezien als belangrijk voor het leren van de ridderlijke morele waarden.
Hoofse opvoeding in de middeleeuwen was gericht op het leren van omgangsvormen, morele leiding, en het aanleren van vaardigheden die nodig waren om in het hof van vorsten en adel te functioneren. Het onderwijs omvatte zowel het leren van het Latijn als het leren van praktische vaardigheden. Voor jonge adel was het leren van ridderlijke vaardigheden belangrijk, terwijl het leren van omgangsvormen voor meisjes een belangrijk onderdeel was van de opvoeding. De bronnen laten zien dat het onderwijs in de middeleeuwen sterk bepalend was door de sociale klasse van het kind en dat het leren van omgangsvormen en het leren van het opvoeden van kinderen belangrijk was voor meisjes uit de adel.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet