Hoe tevredenheid over je opvoeding beïnvloedt door anderen
juli 6, 2025
De geschiedenis van opvoeding en onderwijs in Nederland en Europa is een complex en rijk verhaal dat zich heeft ontwikkeld vanaf de vroege jaren 18e eeuw tot in de moderne tijd. Deze ontwikkeling werd beïnvloed door filosofische stromingen, religieuze invloeden, maatschappelijke veranderingen en wetenschappelijke ontdekkingen. In dit artikel zullen we de belangrijkste fasen en ontwikkelingen van het onderwijs en de opvoeding bespreken, met aandacht voor de invloed van filantropen, de opkomst van de Fröbelscholen, de rol van de hygiëne en de ontwikkeling van de schoolwetten.
In de achttiende eeuw begon men zich bewust te worden van de rol van opvoeding en onderwijs bij het opvoeden van burgers. De filosofen zoals John Locke en Jean-Jacques Rousseau speelden hier een belangrijke rol in. Locke pleitte voor het spelenderwijs leren en het vermijden van fysieke straffen, terwijl Rousseau het kind liet opgroeien in de natuur om het te beschermen tegen het negatieve effect van culturele invloeden. Deze ideeën vonden hun weerga in de zogenaamde filantropijnen in Duitsland, die experimenteerden met nieuwe vormen van onderwijs die uitgingen van de directe leefomgeving van het kind.
In Nederland werd het onderwijs in de vroege jaren 1800 nog beïnvloed door de religieuze en maatschappelijke structuren. De school was meestal gericht op de opvoeding van jongens, terwijl meisjes vooral nuttige handwerken leerden. Dit was een gevolg van de opvatting dat mannen en vrouwen verschillende rollen in de samenleving hadden. De opvoeding van kinderen was dus niet alleen gericht op kennis, maar ook op het ontwikkelen van deugden en waarden die nodig waren om een burger te worden.
De filantropen, die vooral in Duitsland actief waren, speelden een cruciale rol in de opvoeding en het onderwijs. Ze zochten naar nieuwe methoden om kinderen te leren en te vormen. De term "filantropijn" verwijst naar iemand die zich bezighoudt met het opvoeden van kinderen en het ontwikkelen van hun vermogens. Deze groep had een sterke invloed op de ontwikkeling van de opvoedkunst.
De Fröbelscholen, genoemd naar Friedrich Fröbel, kwamen pas later op de proppen, maar zij leerden kinderen didactisch verantwoord te spelen. Fröbel geloofde dat spel een essentieel onderdeel was van de ontwikkeling van het kind. Hij introduceerde de term "kindertuin" en het concept van "speelgaven", die bedoeld waren om het kind te leren omgaan met vormen, kleuren en structuur. Deze speelgoederen werden gebruikt om het kind te leren denken, redeneren en zich te ontwikkelen.
In de 19e eeuw was de hygiëne in scholen vaak slecht. Scholen werden vaak aangeduid als "moordholen" vanwege de vreselijke hygiëne: stank, mufte, geen afvoer en pis potjes in de hoek. De hygienisten zetten zich in voor de schoonheid van de stad, waarbij het openbare domein en het particuliere domein (zoals het gezin) apart werden behandeld. Ze benadrukten de belangrijkheid van handen wassen, grond boenen en andere hygiënepraktijken.
De aanlegging van drinkwater was veel duurder dan de afvoer van afval. Dit benadruidde de noodzaak van hygiëne in de samenleving. De hygiëne werd ook geïntroduceerd in het onderwijs, waarin de leraar de aandacht moest besteden aan de hygiëne van de leerlingen.
In 1806 werden drie soorten scholen geïntroduceerd: openbare scholen, bijzondere scholen (particulier) en bijzondere scholen (instituut). De kwaliteitsverbetering van het onderwijs vond plaats door klassieke lessen, schoolborden en plaatjes in de klas, en de invoering van inspectie en diploma’s. Boeken die pedagogisch verantwoord waren, werden ingezet om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren.
In 1857 werd de schoolwet ingevoerd, die de beginselen van de nieuwe Grondwet uitwerkte voor het onderwijs. Er kwam geen subsidie voor de bijzondere (confessionele) scholen, wat leidde tot protesten van confessionelen. De schoolstrijd verschoof daarmee naar de kwestie van financiering en werd feller, mede door de emancipatie van deze groepen.
Vanaf 1860 begon de feminisering van het onderwijs op gang te komen. Dit kwam doordat het vak nuttige handwerken voor meisjes werd geïntroduceerd. Mannen konden dit vak niet en daardoor waren er vrouwen nodig in het onderwijs. Dit leidde tot een toename van vrouwen in de onderwijssector.
De opvoeding van meisjes werd geïnspireerd door de ideeën van filantropen, die geloven dat vrouwen beter konden leren en vormen. Ze werden aangemoedigd om zich te ontwikkelen tot betere moeders, wat leidde tot een stijging van de status van het moederschap. Dit was een geluid dat ook internationaal veel werd verkondigd in de late achttiende eeuw.
De leraar had in de 19e eeuw een belangrijke rol in het onderwijs. De leraar moest een diploma halen en moest zich richten op de didactiek. Er werd gepoogd de kinderen wat te leren, maar in de praktijk was het vaak niet veel beter dan de matressen scholen.
De opvoeding van het kind was gericht op het ontwikkelen van deugden en waarden. De leraar moest het kind leren omgaan met de wereld en het kind moest leren om te denken, redeneren en zich te ontwikkelen. De methode van leren was gericht op het leren door ervaring en waarneming, wat bekend staat als het empirisme.
In de 19e eeuw begon de onderwijsontwikkeling zich te verplaatsen naar een meer gestructureerde vorm. De klassen werden kleiner en de leraar moest zich richten op de individuele behoeften van de leerlingen. De schoolwet bracht goede wijzigingen met zich mee, waaronder de uitbreiding van verplichte vakken.
De onderwijzers kregen nu een minimumsalaris, wat leidde tot een verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. De uitbreiding van verplichte vakken, zoals lezen, schrijven, rekenen, en moderne talen, was een belangrijke ontwikkeling in het onderwijs.
De filosofen zoals Herbart en Comenius speelden een belangrijke rol in de opvoeding en het onderwijs. Herbart geloofde in de kracht van het belonen en de invloed van de positieve opvoeding. Hij stelde voor om de leerlingen te belonen in plaats van te straffen, wat leidde tot een verandering in de manier van omgaan met kinderen.
Comenius, een belangrijke figuur in de opvoeding, stelde voor om het onderwijs te versterken door de gebruikte methoden te verbeteren. Hij geloofde in de kracht van het leren door ervaring en waarneming, wat bekend staat als het empirisme.
In de 20e eeuw begon het onderwijs zich te ontwikkelen naar een meer gestructureerde vorm. De leraar had een belangrijke rol in het onderwijs, waarbij de focus lag op de individuele behoeften van de leerlingen. De schoolwet bracht goede wijzigingen met zich mee, waaronder de uitbreiding van verplichte vakken.
De onderwijzers kregen nu een minimumsalaris, wat leidde tot een verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. De uitbreiding van verplichte vakken, zoals lezen, schrijven, rekenen, en moderne talen, was een belangrijke ontwikkeling in het onderwijs.
De geschiedenis van opvoeding en onderwijs in Nederland en Europa is een complex en rijk verhaal dat zich heeft ontwikkeld vanaf de vroege jaren 18e eeuw tot in de moderne tijd. Deze ontwikkeling werd beïnvloed door filosofische stromingen, religieuze invloeden, maatschappelijke veranderingen en wetenschappelijke ontdekkingen. De invloed van filantropen, de opkomst van de Fröbelscholen, de rol van de hygiëne en de ontwikkeling van de schoolwetten zijn sleutelaspecten in deze geschiedenis. De opvoeding van meisjes en de feminisering van het onderwijs, de rol van de leraar en de methode van leren, de ontwikkeling van de onderwijsondeling en de invloed van de filosofen en de opvoedkundige idealen zijn belangrijke onderwerpen die in dit artikel zijn besproken.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet