Kinderopvang in Nederland: Uitdagingen, kosten en toekomstplannen
juli 20, 2025
De filosofie van de opvoeding is een complexe en diepgaande discipline die zich bezighoudt met de aard, doelen en problemen van opvoeding. Het onderzoekt hoe kinderen op een morele, intellectuele en emotionele manier kunnen worden opgevoed, en hoe filosofische inzichten hierbij kunnen helpen. In dit artikel zullen we de kern van de filosofie van de opvoeding bespreken, met aandacht voor historische grondslagen, filosofische inzichten en praktische toepassing in de opvoeding. De informatie is gebaseerd op de inzichten en bronnen die in de geleverde opgaven staan.
De filosofie van de opvoeding heeft een lange geschiedenis. Al vanaf de oudheid werden filosofen geïnteresseerd in het onderwerp van opvoeding. Zo stond Plato, een van de belangrijkste filosofen van de oudheid, de opvoeding centraal in zijn filosofische visie. In zijn werk De Republiek stelde hij voor dat kinderen vanaf jonge leeftijd aan de zorg van hun moeders werden onttrokken en hun opvoeding aan de staat werden overgelaten. Hij pleitte voor een gestructureerde opvoeding waarin kinderen van vooraanstaande burgers werden opgeleid om later belangrijke functies te bekleden, zoals filosoof of politicus. Deze gedifferentieerde opvoeding was bedoeld om de staat evenwichtig en goed te laten functioneren.
Plato’s visie op opvoeding is gebaseerd op zijn filosofische inzichten over de ideale staat. In de Politeia stelde hij een systeem voor waarin kinderen van lagere afkomst de opvoeding en het onderwijs kregen dat bij de sociale klasse van een soldaat of arbeider paste. Het lager onderwijs bestond uit muziek en gymnastiek, en beoogde zachte en harde kwaliteiten in het individu te harmoniseren. Op de leeftijd van twintig werd een selectie gemaakt, waarbij de besten onderricht kregen in wiskunde, geometrie, astronomie en harmonie. Na verloop van tien jaar volgde een tweede selectie, waarbij de gevorderden in aanmerking zouden komen om dialectiek en metafysica, logica en filosofie te studeren. Objecten van hun studie waren de Idee van het Goede en de eerste beginselen van het Zijn. Na een legerdienst van vijftien jaar zou een man pas op 50-jarige leeftijd zijn theoretische en praktische opvoeding voleindigen.
Socrates (469-399 v.Chr.) was een van de eerste filosofen die zich met opvoeding bezighield. Hij stond bekend om zijn kritische denkmanier en de Socratische methode, waarbij de nadruk ligt op kritisch denken en dialoog. Socrates vergelijkt dit proces met het beroep van zijn moeder die vroedvrouw was: hij helpt bij de geboorte van ideeën. Hiermee ontwikkelt hij een nieuwe manier van denken en van onderzoeken wat we denken – tegenwoordig de socratische methode genoemd. Het vaak tot de grond toe afbreken van gevestigde opvattingen werd niet door iedereen gewaardeerd. De Atheense rechtbank veroordeelde Socrates wegens ‘het bederven van de jeugd’. Hij kreeg hiervoor de gifbeker.
Plato, een leerling van Socrates, stelde dat de opvoeding van kinderen centraal moest staan in de filosofische visie op de ideale staat. In zijn werk De Republiek stelde hij voor dat kinderen vanaf jonge leeftijd aan de zorg van hun moeders werden onttrokken en hun opvoeding verder aan de staat overgelaten. Hij stond een soort kastenstelsel voor waarin kinderen van vooraanstaande burgers werden opgeleid om later belangrijke functies (filosoof, politicus) te bekleden, terwijl kinderen van lagere afkomst de opvoeding en het onderwijs kregen dat bij de sociale klasse van een soldaat of arbeider paste.
Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) stelde dat kinderen in de natuur moeten opgroeien zonder dat ouderen zich ermee bemoeien. In zijn werk Emile, of Over de opvoeding stelt hij dat kinderen perfect in staat zijn om van hun omgeving te leren hoe ze kunnen opgroeien tot deugdzame volwassenen. Dat ze dat niet altijd worden, komt door de kwalijke invloed van de samenleving. De mens is volgens Rousseau van natuur goed. Opvoeding is schuldig aan het bederven van die natuurstaat en houdt de kwalen van de moderne maatschappij in stand. We zouden er goed aan doen niet het intellect te onderwijzen, maar de zintuigen en het hart te stimuleren. Een kind kan daarom het beste opgroeien in de natuur zonder dat ouderen zich ermee bemoeien. Zo ondervindt een kind de gevolgen van zijn eigen gedrag en leert het van zijn ervaring.
Immanuel Kant (1724-1804) stond bekend om zijn inzichten over morele opvoeding. Hij stelde dat het belangrijkste is dat kinderen leren denken. Het leren denken betekent dat ze uit vrije wil het goede herkennen en het goede doen. Niet omdat het moet, maar omdat ze het zelf willen. Bij het leren van moraal werkt straffen daarom ook niet. Je mag kinderen best straffen als ze te laat komen, want dat is een arbitraire regel. De legitimiteit van die regel hangt niet af van wat jij daarvan vindt. Als het gaat om moraal moet je proberen dat kinderen die van binnenuit ontwikkelen. Als je bij immoreel gedrag straft, doe je alsof het een gebod is van buitenaf, waar je niet aan hoeft te houden als de meester de klas uit is, de opvoeder even niet kijkt of de politieagent de straat uit is. Dan blijft het een ‘oppervlakkig, dun moraaltje’ dat afhangt van de aanwezigheid van toezicht.
John Dewey (1859-1952) stond bekend om zijn inzichten over democratische opvoeding. Hij stelde dat alle burgers moeten deelnemen aan het politieke proces. Om dat te bereiken moeten kinderen niet alleen theorie ingeprent krijgen, maar vooral aangespoord worden om actief het leven te onderzoeken. Waar een kind deze actieve en creatieve leerprocessen vroeger vooral thuis ontwikkelde – doordat het werd ingeschakeld voor activiteiten in de gemeenschap en het huishouden – verdween dit door verregaande industrialisatie van de samenleving. Daarom ziet Dewey een grote rol weggelegd voor de school. Deze is als een maatschappij in het klein, waar kinderen kunnen wennen aan maatschappelijke structuren en zich kunnen ontplooien tot democratische burgers.
Augustinus (354-430 n.Chr) stelde dat de opvoeding van groot belang is om de juiste weg te bewandelen. Die juiste weg bestaat voor Augustinus uit het ontwikkelen van moreel karakter en inzicht verkrijgen in het geloof. Augustinus’ opvoedingsfilosofie is autoritair: hij is voorstander van een strikte censuur om te voorkomen dat kinderen zich van de deugd afkeren, en zag een grote taak voor de Kerk weggelegd om de jeugd op te voeden. Alleen in de theologie kan men tot ware kennis komen.
Desiderius Erasmus (1466-1536) stelde dat mensen niet geboren, maar gevormd worden. Hij vergelijkt kinderen met een stuk klei waar de opvoeder vorm aan kan en moet geven. Het doel van opvoeding is voor Erasmus niet alleen kennisoverdracht, maar ook het aanleren van goede manieren. Neuspeuteren wordt door hem verafschuwd. Hij vindt het belangrijk dat kinderen niet al vroeg een hekel krijgen aan leren. Daarom keurt Erasmus dwang en bestraffing af. Hij pleit voor spelenderwijs leren en het aanbieden van lesstof die aansluit bij de belangstelling van het kind. Kinderen zullen verhalen bijvoorbeeld beter onthouden als ze met prentjes worden aangeboden.
In de jaren 80 van de vorige eeuw werd in Vlaanderen en Nederland steeds vaker gefilosofeerd met kinderen. Dit wordt ook wel ‘philosophy with children’ genoemd. Grondlegger van dit filosoferen met kinderen is de Amerikaan Matthew Lipman. In Nederland zijn dat onder andere Pieter Mostert en Karel van der Leeuw. In de jaren 90 zijn het in Nederland vooral Berrie Heesen en Tecla Rondhuis die zich bezighouden met het samenstellen van materiaal voor de basisschool en het promoten van filosoferen met kinderen. Filosofie met kinderen is een methode waarbij kinderen worden aangemoedigd om kritisch en creatief na te denken over complexe vraagstukken. Het doel is om het creatieve denken van kinderen verder te ontwikkelen.
De filosofie van de opvoeding is niet alleen een historisch onderwerp, maar blijft ook van huidige betekenis. In de moderne samenleving is de opvoeding van kinderen van cruciaal belang. De filosofie van de opvoeding helpt ons om de juiste manieren te vinden om kinderen op te voeden en hen te helpen hun eigen denkbeelden te ontwikkelen. Het is belangrijk dat kinderen leren denken, zodat ze in staat zijn om zelfstandig beslissingen te nemen en verantwoordelijkheid te nemen.
De filosofie van de opvoeding is een diepgaand en complex onderwerp dat zich bezighoudt met de aard, doelen en problemen van opvoeding. Het onderzoekt hoe kinderen op een morele, intellectuele en emotionele manier kunnen worden opgevoed, en hoe filosofische inzichten hierbij kunnen helpen. In dit artikel zijn de kern van de filosofie van de opvoeding besproken, met aandacht voor historische grondslagen, filosofische inzichten en praktische toepassing in de opvoeding. De informatie is gebaseerd op de inzichten en bronnen die in de geleverde opgaven staan.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet