Deeltijdopleiding Leraar Lichamelijke Opvoeding bij de HAN: Een uitgebreide gids voor ouders en onderwijskrachten
juli 6, 2025
In de wereld van kinderopvoeding en onderwijs speelt het begrip ervaring een centrale rol, en dit is met name het geval in de filosofie van John Dewey. Dewey, een Amerikaanse pedagoog en filosoof, beschouwde ervaring als het kernbegrip van zijn pedagogische theorieën. In zijn boek Ervaring en opvoeding (1938) legt hij uit hoe ervaring zowel middel als doel is van alle opvoeding. Dit artikel bespreekt de kernideeën van Dewey over ervaring en opvoeding, en legt uit hoe deze in de praktijk van de kinderopvoeding kunnen worden toegepast.
Volgens Dewey is ervaring het proces waarin een persoon kennis en vaardigheden opdoet door directe of indirecte deelname aan gebeurtenissen, activiteiten of processen. Het is een vorm van leren door te doen, waarbij de persoon de kans krijgt om theorie in de praktijk te brengen. Dewey benadrukt dat ervaring niet alleen cognitief is, maar ook emotioneel en esthetisch. Hij stelt dat mensen niet alleen leren door te leren, maar ook door te voelen, te zien, te horen en te meemaken.
In zijn visie is ervaring een fundamentele bron van kennis. Het is niet alleen het resultaat van het leren, maar ook het proces dat leidt tot inzicht, groei en ontwikkeling. Dewey benadrukt dat ervaring niet per definitie vanuit het taalgebruik of cognitieve vermogens begint, maar dat veel ervaringen emotioneel of gevoelsmatig worden gevoeld. Dit kan bijvoorbeeld zijn wanneer iemand stoot aan een voorwerp, maar ook wanneer iemand een kunstwerk voor het eerst aanschouwt. Volgens Dewey vallen zowel “stoten aan” als “aanschouwen” onder het handelen, en is ervaring dus een breed begrip dat ook het zien, horen en proeven omvat.
Een van de belangrijkste ideeën van Dewey is dat ervaring de motor is die ons voert naar kennis, en die ons de wereld in brede zin laat kennen. Zoveel en zo veelzijdig mogelijk. In zijn werk Democracy and Education (1916) stelt hij dat kinderen zoveel mogelijk en zo veelzijdig mogelijke ervaringen moeten krijgen. Door diverse ervaringen te maken, ontwikkelen kinderen niet alleen cognitieve vaardigheden, maar ook esthetische, spirituele, religieuze en maatschappelijke kennis. Dewey benadrukt dat de opvoeding niet alleen gericht moet zijn op het leren van feiten, maar ook op het leren van het omgaan met de wereld.
In zijn visie is ervaring dus niet alleen een kwestie van leren, maar ook van ontdekken en ontwikkelen. Door ervaringen te maken, leren kinderen zichzelf en de wereld om hen heen beter te begrijpen. Ze leren om te denken, te reflecteren en te kiezen. Dewey stelt dat dit proces niet kan worden opgelegd, maar dat het zich moet ontwikkelen in een omgeving waarin kinderen actief kunnen meedoen aan activiteiten, waarin ze kunnen experimenteren, kunnen samenwerken en kunnen leren van hun eigen ervaringen.
John Dewey was een filosoof die zich bezighield met de relatie tussen mens, kennis en maatschappij. Hij was een van de grondleggers van de zogenaamde progressive education in de Verenigde Staten. Hij stond bekend om zijn ideeën over projectonderwijs en zelfontdekkend leren. Volgens Dewey is de opvoeding niet gericht op het opleiden van kinderen naar een bepaalde vorm van kennis, maar op het ontwikkelen van de capaciteiten van het kind om zelfstandig te leren, te denken en te handelen.
In zijn filosofie van de ervaring benadrukt Dewey dat mensen voortdurend hun omgeving onderzoeken en op die manier kennis opbouwen. Deze kennis wordt opgeslagen in verschillende vormen en vormt het “niet-gestorte kapitaal” waarmee nieuwe generaties kennis kunnen maken. Ook Dewey’s ideeën over interactie en kennisbegrip hebben dus implicaties voor het onderwijs. De schoolvakken vormen in feite de gestolde kennis die is ontstaan door ontdekkingstochten, experimenten en uitvindingen van eeuwen geleden. Met die kennis brengen we de nieuwe generatie in contact, en zij her-construeren die kennis al handelend tot de hunne.
Een ander kernbegrip in Dewey’s filosofie is deelname. Volgens Dewey is het belangrijk dat kinderen actief deel kunnen nemen aan activiteiten, zodat ze zich kunnen ontwikkelen tot burgers die kunnen meebeslissen over hun levens. Hij ziet de deelname van zoveel mogelijk mensen aan zoveel mogelijk activiteiten als de kern van democratisch burgerschap. Hij stelt dat mensen hun belangen moeten afstemmen op elkaar, en dat de belangen van een groep niet mogen domineren over die van anderen. Voor Dewey ligt in het streven naar gemeenschappelijk belang en in de communicatie tussen individuen en maatschappelijke groepen de betekenis van wat hij ziet als sociale democratie.
Dewey’s visie op democratie verschilt van de traditionele, representatieve democratie. Hij benadrukt dat democratie niet alleen bestaat uit wetten en instituten, maar ook uit actieve deelname en communicatie. Dit heeft ook gevolgen voor de opvoeding: kinderen moeten leren om te werken aan gemeenschappelijke doelen, om te luisteren naar anderen, om te stemmen en om te beslissen. Dewey ziet dit als essentieel voor het ontwikkelen van burgerschap en maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Dewey benadrukt dat de opvoeding zich moet richten op de afstemming tussen het kind en de wereld. Aan de ene kant staat het kind dat met zijn genetische bagage en wil om te ontdekken, te experimenteren en zich te uiten. Aan de andere kant staat de wereld, zoals neergelegd in kennis, cultuur en artefacten. Het kind moet zich hierin kunnen bewegen, en de opvoeding moet helpen om dit proces te ondersteunen.
Dewey stelt dat de opvoeding niet alleen gericht moet zijn op het leren van feiten, maar ook op het leren van het omgaan met de wereld. Kinderen moeten leren om te denken, om te reflecteren en om te kiezen. Ze moeten leren om te communiceren, om te werken in groepen en om verantwoordelijkheid te nemen. Dewey benadrukt dat dit proces niet kan worden opgelegd, maar dat het zich moet ontwikkelen in een omgeving waarin kinderen actief kunnen meedoen aan activiteiten.
Een van de belangrijkste kritiekpunten van Dewey is dat de opvoeding niet kan bestaan uit een 100% kind-gecentreerde benadering of een 100% leerstof- of traditie-gecentreerde pedagogiek. Hij stelt dat het pedagogische kernprobleem ligt in het vraagstuk van de coördinatie van het kind en het curriculum. Hij benadrukt dat de opvoeding zowel het kind als de maatschappelijke normen moet ondersteunen.
Dewey benadrukt dat ervaring zowel middel als doel is van alle opvoeding. De opvoeding moet dus gericht zijn op het ontwikkelen van de vaardigheden van het kind, maar ook op het leren omgaan met de wereld. Hij benadrukt dat de opvoeding niet kan bestaan uit het leren van feiten, maar ook uit het leren van het omgaan met onzekerheid, het leren van fouten en het leren van het omgaan met verschillen.
In de praktijk van de kinderopvoeding kan Dewey’s visie worden toegepast door kinderen te laten experimenteren, te laten samenwerken, te laten reflecteren en te laten kiezen. De opvoeding moet gericht zijn op het leren door te doen, en niet alleen op het leren door te leren. Kinderen moeten leren om te denken, om te communiceren en om te werken aan gemeenschappelijke doelen.
In de opvoeding is het belangrijk om kinderen zoveel mogelijk en zo veelzijdig mogelijke ervaringen te geven. Dit kan worden gedaan door activiteiten te ontwikkelen die zowel cognitief als emotioneel zijn. Ook is het belangrijk om kinderen te leren om te luisteren, om te delen en om verantwoordelijkheid te nemen.
John Dewey’s visie op ervaring en opvoeding benadrukt dat ervaring de kern is van alle opvoeding. Volgens Dewey is ervaring zowel het middel als het doel van opvoeding. Kinderen moeten leren door te doen, en de opvoeding moet hen helpen om zichzelf en de wereld om hen heen te begrijpen. Dewey benadrukt dat de opvoeding moet gericht zijn op het ontwikkelen van de vaardigheden van het kind, maar ook op het leren omgaan met de wereld. In de praktijk betekent dit dat kinderen actief moeten worden betrokken bij activiteiten, dat ze moeten leren om te denken, te reflecteren en te kiezen, en dat de opvoeding moet bijdragen aan het ontwikkelen van burgerschap en maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet