Basisprincipes van opvoeding voor ouders en opvoeders
juli 6, 2025
In het vmbo speelt lichamelijke opvoeding (LO) een belangrijke rol bij het ontwikkelen van de bewegingsvaardigheden van leerlingen. De eindtermen voor lichamelijke opvoeding in het vmbo vormen de basis voor het bepalen van wat leerlingen moeten leren en kunnen laten zien. Deze eindtermen zijn gedefinieerd in het examenprogramma en bepalen de inhoud van het onderwijs, inclusief de examens en het programma van toetsing en afsluiting (PTA). In dit artikel worden de belangrijkste eindtermen van lichamelijke opvoeding in het vmbo besproken, evenals hun betekenis voor leerlingen, ouders en onderwijsinstellingen.
De eindtermen voor lichamelijke opvoeding in het vmbo zijn vastgesteld in het examenprogramma LO1. Dit programma bestaat uit negen exameneenheden, die voor alle leerwegen in het vmbo (bb/kb/gl/tl) van toepassing zijn. De exameneenheden zijn:
Deze exameneenheden vormen de kern van het lichamelijke opvoedingsprogramma in het vmbo. Ze geven aan wat leerlingen moeten leren, maar niet hoe dat moet gebeuren. De eindtermen zijn globaal geformuleerd en bepalen dus niet het specifieke lesmateriaal of de methode, maar wel de inhoud en de doelen van het leren.
De eerste exameneenheid, Oriëntatie op leren en werken, richt zich op het aanleren van leerlingen om te leren werken en te leren leren. Hierbij staat het ontwikkelen van vaardigheden centraal, zoals het opbouwen van een leerplan, het leren omgaan met tijdsmanagement en het zelfstandig werken. Deze vaardigheden zijn essentieel voor het succesvol leren in het lopende onderwijs, maar ook voor de toekomst in het beroepenleven.
In de tweede exameneenheid, Basisvaardigheden, wordt aandacht besteed aan de fundamenten van het lichamelijke leren. Dit omvat het leren omgaan met de eigen lichaamshouding, het leren omgaan met bewegingsrichtingen, en het leren omgaan met basisvaardigheden zoals lopen, klimmen en springen. Deze basisvaardigheden zijn belangrijk voor het ontwikkelen van een gezonde levensstijl en het verhogen van de bewegingsinbreng in het dagelijks leven.
De derde exameneenheid, Leervaardigheden in het vak lichamelijke opvoeding, richt zich op het leren van specifieke vaardigheden die in het vak lichamelijke opvoeding worden onderwezen. Hierbij staat het leren van bewegingspatronen, het leren van strategieën en het leren van technieken centraal. Deze vaardigheden helpen leerlingen om hun bewegingsvaardigheden te verbeteren en te ontwikkelen.
De vierde exameneenheid, Spel, richt zich op het leren van spelregels, het leren van strategieën en het leren van het samenwerken met anderen. Hierbij staat het leren van spelregels, het leren van spelstrategieën en het leren van het opbouwen van spelgroepen centraal. Spel is een belangrijk onderdeel van lichamelijke opvoeding, omdat het helpt bij het ontwikkelen van sociale vaardigheden en het leren van samenwerking.
De vijfde exameneenheid, Turnen, richt zich op het leren van technieken en vaardigheden in het turnen. Hierbij staat het leren van technieken zoals de handstand, de sprong en het klimmen centraal. Turnen is een belangrijk onderdeel van lichamelijke opvoeding, omdat het helpt bij het ontwikkelen van de lichaamsbewustheid, de balans en de kracht.
De zesde exameneenheid, Bewegen op muziek, richt zich op het leren van bewegingen die passen bij muziek. Hierbij staat het leren van ritmes, het leren van bewegingspatronen en het leren van het samenwerken met anderen centraal. Bewegen op muziek is een belangrijk onderdeel van lichamelijke opvoeding, omdat het helpt bij het ontwikkelen van de ritmische vaardigheden en het leren van het samenwerken met anderen.
De zevende exameneenheid, Atletiek, richt zich op het leren van atletische oefeningen, zoals sprinten, hordenlopen, kogelstoten en verspringen. Hierbij staat het leren van technieken, het leren van strategieën en het leren van het lopen en springen centraal. Atletiek is een belangrijk onderdeel van lichamelijke opvoeding, omdat het helpt bij het ontwikkelen van de fysieke vaardigheden en het leren van het lopen en springen.
De achste exameneenheid, Zelfverdediging, richt zich op het leren van technieken om jezelf te verdedigen. Hierbij staat het leren van technieken zoals het blokken, het afweren en het aanvallen centraal. Zelfverdediging is een belangrijk onderdeel van lichamelijke opvoeding, omdat het helpt bij het leren van de basisvaardigheden van het verdedigen en het aanvallen.
De negende en laatste exameneenheid, Actuele bewegingsactiviteiten, richt zich op het leren van actuele bewegingsactiviteiten, zoals het leren van sporten, het leren van het lopen en het leren van het klimmen. Hierbij staat het leren van technieken, het leren van strategieën en het leren van het lopen en klimmen centraal. Actuele bewegingsactiviteiten zijn een belangrijk onderdeel van lichamelijke opvoeding, omdat ze helpen bij het ontwikkelen van de bewegingsvaardigheden en het leren van het lopen en klimmen.
De eindtermen voor lichamelijke opvoeding in het vmbo zijn gebaseerd op de globale onderwijsdoelen en eindtermen. Deze onderwijsdoelen zijn opgesteld door de SLO en zijn van toepassing op alle leerwegen in het vmbo. De globale onderwijsdoelen omvatten het leren van bewegingsvaardigheden, het leren van samenwerking, het leren van het omgaan met risico’s en het leren van het omgaan met verschillen.
De eindtermen zijn ook gericht op het leren van het lichaam en het leren van het omgaan met het lichaam. Hierbij staat het leren van de lichaamshouding, het leren van de balans, het leren van de kracht en het leren van de bewegingsinbreng centraal. Deze eindtermen zijn van toepassing op alle leerwegen in het vmbo en vormen de basis voor het leren van lichamelijke vaardigheden.
De eindtermen voor lichamelijke opvoeding in het vmbo worden toegepast in het programma van toetsing en afsluiting (PTA). Dit programma bepaalt wat leerlingen moeten leren en hoe ze dit moeten laten zien. De eindtermen worden gebruikt om het onderwijs te bepalen, inclusief de examens en de toetsing. De eindtermen zijn ook van toepassing op de keuzevakken, zoals LO2 en BSM.
In de bovenbouw van het vmbo kunnen leerlingen keuzevakken kiezen, zoals LO2 en BSM. LO2 is een keuzevak dat gericht is op het leren van specifieke vaardigheden in het vak lichamelijke opvoeding. BSM is een keuzevak dat gericht is op het leren van het lichaam, het leren van het omgaan met gezondheid en het leren van het omgaan met samenleving. Deze keuzevakken zijn van toepassing op de leerwegen in het vmbo en vormen een aanvulling op het verplichte vak LO1.
Voor het geven van lichamelijke opvoeding in het vmbo is een bevoegdheid nodig. Deze bevoegdheid kan worden verkregen door een getuigschrift LO (hbo) te behalen. Dit getuigschrift geeft aan dat de leerkracht voldoende bevoegdheid heeft om lichamelijke opvoeding te geven. Daarnaast is ook een verklaring omtrent gedrag vereist.
De eindtermen voor lichamelijke opvoeding in het vmbo vormen de basis voor het bepalen van wat leerlingen moeten leren en kunnen laten zien. Deze eindtermen zijn opgesteld in het examenprogramma LO1 en omvatten negen exameneenheden, die voor alle leerwegen in het vmbo van toepassing zijn. De eindtermen zijn globaal geformuleerd en bepalen dus niet het specifieke lesmateriaal of de methode, maar wel de inhoud en de doelen van het leren. De eindtermen zijn ook van toepassing op de keuzevakken, zoals LO2 en BSM, en vormen een aanvulling op het verplichte vak LO1. De eindtermen zijn van belang voor leerlingen, ouders en onderwijsinstellingen en helpen bij het ontwikkelen van de bewegingsvaardigheden van leerlingen.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet