Kinderopvang in Nederland: Uitdagingen, kosten en toekomstplannen
juli 20, 2025
Jongeren die religieus opgevoed worden, kunnen in veel gevallen een beter mentaal welzijn hebben dan hun niet-religieuze leeftijdgenoten. Dit blijkt uit onderzoek onder 10.000 jongeren, waarbij gebleken is dat religieuze jongeren vaker genieten van een gezond psychologisch leven. Dit artikel bespreekt de effecten van religieuze opvoeding op jongeren, met name op het mentale welzijn, en onderzoekt hoe deze opvoeding kan bijdragen aan de ontwikkeling van jongeren in een seculiere samenleving.
Uit onderzoek blijkt dat religieuze jongeren vaker een gezond mentaal welzijn hebben dan hun niet-religieuze leeftijdgenoten. In een Amerikaans onderzoek onder bijna 10.000 jongeren van 13 tot 25 jaar genieten 40 procent van de religieuze jongeren, naar eigen zeggen, van een gezond psychologisch leven, tegen slechts 17 procent van de niet-religieuze jongeren. Dit verband tussen religieuze beleving en mentaal welzijn wordt bepaald door vier aspecten van religieuze beleving: het aanhangen van een religieuze identiteit, het instemmen met religieuze geloofsinhoud, het meegaan met het praktiseren van religieuze rituelen, en het zich verbonden voelen met een religieuze gemeenschap.
Deze aspecten hebben invloed op het mentale welzijn van jongeren. Door deel te nemen aan een religieuze gemeenschap, voelen jongeren zich beter op hun gemak en hebben ze meer zin in het leven. Toetreden tot een gemeenschap betekent voor een jongere vooreerst opgemerkt te worden door anderen, vervolgens een naam te krijgen waarmee hij of zij in het vervolg aangesproken zal worden, en ten slotte aanvaard te worden dankzij zijn of haar kwaliteiten en ondanks zijn of haar tekorten. De religieuze gemeenschap biedt jongeren ook een doel in het leven, een roeping die uitgaat van een transcendente werkelijkheid, van iets dat groter is dan het eigen ik.
De opvoeding van jongeren is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders, verzorgers en de kerk. Uit onderzoek blijkt dat ouders en verzorgers de grootste invloed hebben op de geloofsontwikkeling van kinderen en tieners. De kerk heeft ook een belangrijke rol in de geloofsopvoeding. De gemeente is, vanwege haar betrokkenheid bij de doop, medeverantwoordelijk voor de geloofsopvoeding van kinderen en de geestelijke vorming van jongeren in de gemeente en schept mogelijkheden om deze te stimuleren en te steunen.
De praktijk van de geloofsopvoeding is echter niet eenvoudig. De invloed van de kerk is niet alleen afhankelijk van de godsdienstige opvoeding van ouders, maar ook van de mate van ondersteuning in het gezin, de organisatiegraad en de erkenning van het desbetreffende geloof in de samenleving. Hoe orthodoxer de jongeren zijn, hoe meer behoefte ze hebben aan betrouwbare informatie van religieuze autoriteiten en aan andere gelovige jongeren als gesprekspartner.
De geloofsontwikkeling van jongeren verloopt verschillend per kind, maar er zijn wel fasen aan te geven die kinderen doorlopen in de levensbeschouwelijke ontwikkeling. Volgens de theorie van Fowler zijn er drie componenten in de geloofsontwikkeling: de handelingscomponent, de affectieve component en de cognitieve component. De handelingscomponent betreft het nadoen van religieuze gebruiken, de affectieve component het verbonden zijn met het gevoel en het voorbeeldgedrag, en de cognitieve component de kennis.
De fasen van Fowler in de geloofsontwikkeling zijn als volgt: - Stadium 0: Het ongedifferentieerde geloof (0 – 2 jaar) - Stadium 1: Het intuïtief – projectieve geloof (2 – 7 jaar) - Enzovoort.
Deze fasen geven een overzicht van hoe de geloofsontwikkeling eruit ziet. Elke fase heeft haar eigen kenmerken en uitdagingen. Bijvoorbeeld, in stadium 0 is het kind nog volledig afhankelijk van de ouder, terwijl het in stadium 1 meer begrip krijgt van religieuze concepten en zich kan afzetten tegen de omgeving.
Religie heeft een invloed op de waarden van een godsdienst. In de godsdienst zijn het de gedragsregels die uiteindelijk de levenswijze van de jongere bepalen. Liefde is bijvoorbeeld een belangrijke waarde in het christendom. Liefde en aandacht spelen ook bij de geestelijke zorg aan jongeren een belangrijke rol.
Bij de opvoeding van jongeren is het belangrijk om rekening te houden met verschillende aspecten van geloofsbeleving. Het geloof is niet alleen het geloven op zich, maar het is ook handelen. Wanneer er meer praktische voorbeelden in de praktijk gebracht worden, krijgt het geloof zijn uitwerking. Het geloof van ouders kan niet zomaar overgebracht worden op kinderen. Als jongeren aan hun ouders of andere volwassenen zien dat het geloof voor hen van grote betekenis is en kan helpen in het leven, dan kan men dat ook in het eigen leven toepassen.
De sociale ontwikkeling van jongeren wordt sterk beïnvloed door hun religieuze overtuigingen. Religie biedt een gevoel van structuur en betekenis, biedt antwoorden op de grootste vragen van het leven en biedt een gevoel van comfort en veiligheid in een anderszijn chaotische wereld. Geloven in een hogere macht kan helpen individuen omgaan met gevoelens van onzekerheid en bestaansangst, en een gevoel van hoop en geruststelling bieden in moeilijke tijden.
De sociale aspecten van geloof kunnen ook invloed hebben op het zelfbeeld van de jongere. Deelname aan een religieuze gemeenschap geeft jongeren een gevoel van behoren en betrokkenheid. Dit kan helpen bij het opbouwen van een sterke identiteit en het ontwikkelen van sociale vaardigheden.
De driehoek school-kerk-gezin functioneert nog maar op een beperkt aantal plekken in Nederland. De samenwerking tussen opvoeders is belangrijk voor de godsdienstige vorming van jongeren. Het Nederlands Jeugdinstituut heeft dit zelfs tot een van haar speerpunten gemaakt en wil graag de “pedagogische basis” rondom kinderen en jongeren versterken. Onderzoeken laten keer op keer zien dat een sterke pedagogische basis bijdraagt aan academisch succes, maar ook aan morele ontwikkeling of welzijn.
In de christelijke traditie is het al eeuwen bekend dat je elkaar als opvoeders nodig hebt om kinderen godsdienstig te vormen. Dit geldt ook voor de relatie tussen school en kerk. Bekend is ook de driehoek school-kerk-gezin. Kinderen, die opgroeien binnen deze driehoek, krijgen op school, in de kerk en in het gezin ongeveer hetzelfde te horen en worden op al deze plekken opgevoed met dezelfde waarden. Op deze manier kunnen kinderen steeds verder ingroeien in het christelijke geloof.
Religieuze opvoeding heeft een significante invloed op het mentale welzijn van jongeren. Het biedt hen een gevoel van structuur, betekenis en veiligheid. Ouders, verzorgers en de kerk spelen een cruciale rol in de geloofsontwikkeling van jongeren. Samenwerking tussen school, kerk en gezin is belangrijk om de godsdienstige vorming van jongeren te versterken. De invloed van religie op het gedrag en de waarden van jongeren is aanzienlijk, en de sociale aspecten van geloof kunnen helpen bij het opbouwen van een sterke identiteit en het ontwikkelen van sociale vaardigheden. De invloed van religie op het mentale welzijn van jongeren is duidelijk zichtbaar en moet worden erkend en gesteund.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet