Genderneutraal opvoeden: Onzin of een doorbraak?
juli 6, 2025
Een hechtingsstoornis bij kinderen kan gevolgen hebben voor hun emotionele, sociale en cognitieve ontwikkeling. Het is belangrijk dat ouders en onderwijsmedewerkers hier begrip van hebben, zodat ze effectief kunnen omgaan met de uitdagingen die hieruit voortkomen. In dit artikel worden de kenmerken van een hechtingsstoornis, de oorzaken, mogelijke gedragskenmerken en praktische aanpakken besproken, gebaseerd op informatie uit de opgezochte bronnen.
Een hechtingsstoornis ontstaat wanneer een kind geen veilige en stabiele relatie kan opbouwen met een ouder of verzorger. Dit proces van hechting is een natuurlijke ontwikkeling die begint bij de geboorte en zich ontwikkelt via interacties met de belangrijkste opvoeders. Als deze interacties niet voldoende liefdevol zijn of als er sprake is van verwaarlozing, kan dit leiden tot een onveilige hechting. Bij een hechtingsstoornis lukt het kind niet om een gehechtheidsrelatie aan te gaan, zowel met ouders als met andere volwassenen. De term ‘hechtingsstoornis’ wordt vaak gebruikt voor de ernstigste vorm van onveilige hechting, terwijl ‘hechtingsproblemen’ vaak verwijst naar minder ernstige vormen.
De bronnen wijzen erop dat ongeveer 1% van de kinderen in Nederland last heeft van een hechtingsstoornis, terwijl ongeveer 25 tot 30% van de kinderen te maken heeft met hechtingsproblemen. De meeste kinderen hechten zich veilig aan hun opvoeders, maar bij een onveilige hechting ontstaan er problemen met het opbouwen van vertrouwen, het zoeken naar steun bij stress, en het omgaan met emotionele spanningen.
Een hechtingsstoornis ontstaat vaak als er sprake is van een onveilige hechting. Dit kan ontstaan door verschillende factoren, waaronder:
De bronnen wijzen erop dat een hechtingsprobleem niet per se betekent dat het kind een hechtingsstoornis heeft. Veel kinderen met hechtingsproblemen kunnen nog goed benaderbaar zijn en zijn behandelbaar. Een hechtingsstoornis is echter vaak onomkeerbaar en vereist specialistische hulp.
Kinderen met een hechtingsstoornis kunnen verschillende gedragskenmerken vertonen, afhankelijk van de soort hechtingsstoornis. De bronnen noemen twee hoofdvormen:
Een kind met een reactieve hechtingsstoornis zoekt geen contact met volwassenen, voelt zich vaak onveilig en heeft moeite met het opbouwen van vertrouwen. Het kind kan bijvoorbeeld weigeren om getroost te worden of zich afwenden bij contact. Deze vorm van hechtingsstoornis wordt vaak gekoppeld aan een onveilige hechting, waarbij het kind niet weet of de ouder beschikbaar is.
Een kind met een ontremde sociale contactstoornis zoekt vaak veel contact met volwassenen, maar doet dit op een ongepaste manier. Het kind kan bijvoorbeeld snel contact zoeken met de leerkracht en zichzelf opdringen, zonder rekening te houden met de situatie. Het kind vertoont vaak weinig spijt bij fouten en kan impulsief of agressief gedrag vertonen.
De bronnen geven aan dat kinderen met een hechtingsstoornis vaak moeilijkheden hebben met het opbouwen van vriendschappen, het omgaan met stress, en het leren. Ze kunnen ook last hebben van schoolfobie, gedragsproblemen of zelfvertrouwensproblemen.
Het opvoeden van een kind met een hechtingsstoornis vereist geduld, consistentie en een sterke band met het kind. De bronnen geven verschillende aanbevelingen om dit proces te ondersteunen:
Een belangrijk onderdeel van het opvoeden is het reageren op de signalen van het kind. Ouders moeten openstaan voor wat het kind nodig heeft en hier positief op reageren. Bijvoorbeeld: “Ik zie dat je moe bent, zullen we even samen een boekje lezen?” Dit helpt het kind om zich veilig en begrepen te voelen.
Het is belangrijk dat er zoveel mogelijk dezelfde volwassenen voor het kind zorgen. Wisselingen in opvoeders kunnen bijdrragen aan onveilige hechting. Daarnaast is het belangrijk om een stabiele omgeving te bieden waarin het kind zich veilig voelt.
Ouders moeten proberen zich te verplaatsen in het kind. Dit houdt in dat je probeert te begrijpen wat het kind voelt en te benoemen wat je ziet. Bijvoorbeeld: “Ik zie dat jij steeds bozer wordt, laten we even afkoelen.” Dit helpt het kind om emoties te leren herkennen en om te gaan met hen.
Ouders moeten proberen positief met hun kind om te gaan. Dit houdt in dat je veel complimenten geeft en leuke momenten met het kind doorbrengt. Lastig gedrag moet zoveel mogelijk worden geïgnooreerd, in plaats van bestraft te worden.
Als ouders het gevoel hebben dat ze met het kind moeilijkheden hebben, is het belangrijk om professionele hulp in te schakelen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren via de jeugdarts, schoolpsycholoog of een therapeut. De bronnen benadrukken dat kinderen met een hechtingsstoornis vaak specialistische hulp nodig hebben, terwijl kinderen met hechtingsproblemen vaak goed te behandelen zijn.
Kinderen met een hechtingsstoornis kunnen moeilijkheden hebben in de klas. Ze kunnen bijvoorbeeld niet goed kunnen leren, zich afwenden van andere kinderen, of te veel afhankelijk zijn van de leerkracht. De bronnen wijzen erop dat kinderen met een onveilige hechting vaak last hebben van overmatige afhankelijkheid of juist een overmatige onafhankelijkheid. Ze kunnen ook last hebben van schoolfobie, gedragsproblemen, of suïcidegedachten.
Het opbouwen van een betrouwbare relatie tussen de leerkracht en het kind is daarom cruciaal. Dit kan worden gedaan door te werken aan een veilige en stabiele omgeving, waarin het kind zich veilig en begrepen voelt.
Een hechtingsstoornis bij kinderen kan verschillende gevolgen hebben voor hun ontwikkeling, zowel emotioneel als cognitief. Het opvoeden van zo’n kind vereist veel geduld, consistentie en een sterke band met het kind. Ouders en onderwijsmedewerkers moeten zich bewust zijn van de kenmerken van een hechtingsstoornis en weten hoe ze hierin kunnen omgaan. Bovendien is het belangrijk om professionele hulp in te schakelen als nodig is. Door te werken aan een veilige en stabiele omgeving, kan de ontwikkeling van het kind worden ondersteund en kan er een fijne en veilige toekomst worden opgebouwd.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet