Mindful Ouderschap: Een Praktische Gids voor Ouders in een Drukke Tijd
juli 11, 2025
De discussie over de vaccinatiegraad in Nederland en de bescherming van jonge kinderen tegen infectieziekten heeft geleid tot een wetsvoorstel dat de mogelijkheid introduceert om ongevaccineerde kinderen te weigeren in de kinderopvang. Dit artikel geeft een overzicht van de achtergrond, de details van het voorstel, en de mogelijke gevolgen voor ouders, kinderen en kinderopvanginstellingen, gebaseerd op beschikbare informatie.
De dalende vaccinatiegraad in Nederland vormt een groeiende zorg. Het percentage gevaccineerde kinderen is de laatste jaren gedaald, waardoor de groepsimmuniteit in gevaar komt. Groepsimmuniteit is essentieel om kwetsbare kinderen, zoals baby’s die nog te jong zijn om gevaccineerd te worden, te beschermen tegen ernstige infectieziekten zoals mazelen, bof en kinkhoest. De lage vaccinatiegraad leidt tot een verhoogd risico op uitbraken van deze ziektes, wat ernstige gezondheidsgevolgen kan hebben.
Het wetsvoorstel, ingediend door de VVD en D66, beoogt kinderopvangorganisaties de mogelijkheid te geven om niet-gevaccineerde kinderen te weigeren indien de vaccinatiegraad in een bepaalde regio onder een kritische grens daalt. Het is belangrijk te benadrukken dat het voorstel geen verplichte vaccinatie oplegt, maar de toegang tot de kinderopvang afhankelijk maakt van vaccinatiestatus. Het wetsvoorstel legt de verantwoordelijkheid voor het nemen van deze beslissing bij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Volgens het voorstel moeten zowel kinderen als medewerkers van de kinderopvang voldoen aan toelatingsvoorwaarden om toegang te krijgen. Voor kinderen betekent dit het overleggen van bewijs van deelname aan de vaccinatiereeks 0-4 jaar uit het Rijksvaccinatieprogramma. Voor medewerkers geldt een minimale vaccinatie tegen bof, mazelen, rodehond en kinkhoest. Zonder bewijs van toelaatbaarheid kan de toegang geweigerd worden.
Het bewijs van toelaatbaarheid kan worden opgevraagd bij het RIVM en wordt zonder medische persoonsgegevens verstrekt. De werkgever is verantwoordelijk voor het registreren van de bewijzen in het personeelssysteem.
Het wetsvoorstel erkent dat er situaties kunnen zijn waarin kinderen of medewerkers niet gevaccineerd kunnen worden of redelijkerwijs niet kunnen aantonen dat zij deelgenomen hebben aan het vaccinatieprogramma. Uitzonderingen kunnen gelden voor medische redenen, een doorgemaakte ziekte, vaccinaties in het buitenland of aantoonbaar een vergelijkbare mate van bescherming via andere vaccinaties.
Om in aanmerking te komen voor een uitzondering, moeten personen zich melden bij de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) voor een verklaring. De JGZ beoordeelt de situatie en kan een brief afgeven met een uitzonderingsbepaling. Dit proces is bedoeld om laagdrempelig te zijn en ouders en medewerkers te ondersteunen bij het navigeren van de regels.
De kinderopvang zelf is niet verantwoordelijk voor het nemen van beslissingen over de toelating van ongevaccineerde kinderen. Deze verantwoordelijkheid ligt bij de minister van Volksgezondheid. De kinderopvang is echter wel verantwoordelijk voor het controleren van de bewijzen van toelaatbaarheid en het registreren van de vaccinatiestatus van kinderen en medewerkers.
De gemeente, via de GGD, is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de regels. De GGD zal steekproefsgewijs controles uitvoeren bij kinderopvanginstellingen om te controleren of het vaccinatiebeleid wordt nageleefd.
De voorgestelde maatregelen zijn getoetst aan het Europeesrecht, met name de Dienstenrichtlijn. De eis dat medewerkers van de kinderopvang gevaccineerd moeten zijn, wordt beschouwd als een eis die gerechtvaardigd is vanwege de specifieke aard van de dienstverlening en het doel om de volksgezondheid te beschermen. De maatregel moet niet-discriminerend, noodzakelijk en evenredig zijn.
De Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK) heeft aangegeven het positief te vinden dat de politiek met maatregelen komt om de vaccinatiegraad te verhogen. BOinK benadrukt het belang van duidelijke handvatten voor de kinderopvang en de politiek. Onder ouders zijn er diverse meningen over het vaccineren van kinderen. BOinK is van mening dat het verstrekken van juiste informatie het percentage ouders dat hun kinderen laat vaccineren kan verhogen. Onderzoeken tonen aan dat ongeveer zes op de tien ouders voor het verplicht vaccineren zijn.
Een belangrijk argument voor het wetsvoorstel is de bescherming van kwetsbare kinderen, zoals baby’s die nog te jong zijn om gevaccineerd te worden. Door de vaccinatiegraad te verhogen, wordt het risico op besmetting voor deze kinderen verkleind. Het vaccineren van kinderen is niet alleen een keuze voor het eigen kind, maar ook een bijdrage aan de groepsbescherming.
Voor kinderen of medewerkers die op het moment dat de vaccinatiegraad de kritische ondergrens bereikt nog niet gevaccineerd zijn, is er een inhaalprogramma via het RIVM. Deze kinderen en medewerkers worden niet geweigerd, maar moeten wel deelnemen aan het inhaalprogramma en een bewijs van toelaatbaarheid overleggen.
Het wetsvoorstel is een poging om de vaccinatiegraad te verhogen en de veiligheid van jonge kinderen in de kinderopvang te waarborgen. De implementatie van het wetsvoorstel zal afhangen van de uitkomst van verdere discussies en de bereidheid van ouders en medewerkers om deel te nemen aan het vaccinatieprogramma.
Het wetsvoorstel om ongevaccineerde kinderen te weigeren in de kinderopvang is een reactie op de dalende vaccinatiegraad en de zorgen over de bescherming van jonge kinderen tegen infectieziekten. Het voorstel legt de verantwoordelijkheid bij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en biedt uitzonderingen voor medische redenen. De kinderopvang is verantwoordelijk voor het controleren van de bewijzen van toelaatbaarheid en het registreren van de vaccinatiestatus. Het wetsvoorstel is een complexe kwestie met diverse belangen en meningen, maar het uiteindelijke doel is om een veilige omgeving te creëren voor alle kinderen in de kinderopvang.
Wie niet van een kind geniet, ziet het allermooiste niet